Wanneer we bidden geven we vorm aan onze band met God. Tijdens ons gebed zoeken we heel bewust contact met Hem die we noemen bij het maken van het kruisteken: Vader, Zoon en Geest. Ons gebed kan, alleen of met andere mensen samen verricht, allerlei vormen hebben. Soms bidden we met woorden, soms is stilte alles wat gezegd moet worden. Soms gebruiken we vastgestelde teksten, soms is een korte hartenkreet al een groot gebed. Mediterend een Bijbeltekst lezen is mogelijk, het kleine kruisje op het voorhoofd van je kind eveneens. Allemaal waardevolle vormen van gebed die elkaar aanvullen. Onze liturgie is eveneens een vorm van gebed, een gestileerde vorm.
Het kan al beginnen bij het binnenkomen in de kerk, waar we met wijwater een kruisteken kunnen maken als herinnering aan ons doopsel. Het knielen voor het heilig sacrament alvorens de kerkbank in te gaan, is ook zo’n biddend gebaar. De goede gewoonte om voor en na de viering in de kerk niet met elkaar te spreken, is bedoeld als uitnodiging om te bidden (en als respect voor wie ook daadwerkelijk aan die uitnodiging gehoor willen geven). En tegelijk een gelovig waarderen van de Heer die aanwezig is en hoopt te spreken tot ons hart. Het gezamenlijke gebed begint zodra de bel klinkt en het openingslied wordt ingezet.
We richten ons op om voor God te staan en we zingen teksten die betrekking hebben op de band die er mag zijn tussen God en ons. Het zodoende al erkennen van wat God voor ons betekent is reeds gebed. Onbaatzuchtig gebed, want we vragen (meestal) niets. Heel de liturgie is bedoeld als een moment van met Christus zijn. Christus die we op verschillende manieren ontmoeten, namelijk in zijn verzamelde gemeenschap, in de priester die Christus als Hoofd van zijn Lichaam tegenwoordig stelt, in het altaar als hoeksteen van onze geloofsgemeenschap, in het Woord wat we horen, in de Eucharistie die we vieren en de daarbij horende communie die we ontvangen. Het maken van het kruisteken, het uitwisselen van de liturgische groet en de inleiding door de priester of een ander, helpt ons dit voor ogen te nemen en er ons hart voor te openen.
In de viering van de Eucharistie is alles wat we doen een vorm van bidden, maar daarbinnen zijn er toch ook nog specifieke momenten van gebed. Vorige keer zagen we al hoe het openingsgebed een ritueel is waarbij zowel iedereen afzonderlijk als daarna de priester namens ons allen een gebed tot God richt: eerst het eigen geïmproviseerde gebed in stilte, daarna de gestileerde woorden hardop. Er zijn nog twee van zulke gebeden. Het gebed over de gaven is de eerste. Daarmee wordt de offerande beëindigd, die begon met het inzamelen van de gaven en het aandragen van brood en wijn. De gaven van de collecte staan als vrucht van onze arbeid symbool voor ons eigen leven dat we in gebed aan God aanbieden. Opnieuw dus een persoonlijke daad van gebed, die afgesloten wordt met gestileerde gebedswoorden door de priester. Na de communie gebeurt het nogmaals. De ontvangen communie zet wel haast automatisch aan tot persoonlijk gebed. De priester sluit dat moment van bidden af met het gebed na de communie. Denken we aan gebed tijdens de viering, dan ook aan de voorbede. De andere benaming is: gebed van de gelovigen.
Nadat de priester heeft opgeroepen om te bidden, leest een lector de intenties voor aan de verzamelde gemeenschap, die antwoordt met een acclamatie als: “Heer, onze God, wij bidden U verhoor ons”. Aan het einde van de voorbede spreekt de priester een afsluitend gebed. Dit moment van bidden is een uitgelezen mogelijkheid om al hetgeen waar we gedurende de week tegen
aanliepen in te brengen in onze eredienst. We zijn zieke mensen tegengekomen of mensen die in welke nood dan ook verkeren. We hebben de regering weer zien worstelen met allerlei moeilijke, maar belangrijke vraagstukken. De kerk zelf kan ook wel een gebedje gebruiken. En wijzelf, ook wijzelf weten ons afhankelijk van Gods goedheid. Al dat leggen we in de voorbede neer. Onze diaconie, dat is onze liefdesdienst in en aan de wereld, komt zodoende binnen in de liturgie, in onze dienst aan God. Uiteraard is het eucharistisch gebed een moment van bidden. Na het eucharistisch gebed bidden we samen het Onze Vader.
Dit is het enige gebed dat we in de liturgie hardop samen, eventueel gezongen, bidden. Met dit van Jezus gekregen gebed, bereiden we ons voor op de communie. Elke bede van dat gebed heeft rechtstreeks verband met de communie. Juist dit gebed is wel eens een samenvatting van het hele evangelie genoemd. We kunnen het Onze Vader daarom nauwelijks bidden, als we ons niet met huid en haar aan het evangelie willen verbinden. Tijdens de communie doen we dan ook niets minder dan dat. Daarmee is de communie zelf misschien wel het meest intense moment van persoonlijk gebed. Alles wat God ons wil geven aanvaarden we en ontvangen het als een cadeau en opdracht tegelijk. Wees lichaam van Christus. We zeggen er ja, amen, op!