In onze liturgie mogen we heel bijzonder dat toekomstige volle leven met God ervaren. Het al genoemde moment van de communie houdt daarmee verband: Christus geeft zich op dat moment aan ons en wij worden als lidmaat van zijn gemeenschap één met Hem. In dat moment worden we bovendien gevoed om dat toekomstige volle leven met God nu al te blijven volhouden. En dat valt niet altijd mee in onze gebroken wereld. De liturgie is er op gericht om de band die we vanwege Christus en zijn Geest hebben met God, nu al uit te drukken en te ervaren. Dat vraagt communicatie. Zoals we reeds zagen speelt taal daarin een belangrijke rol. Maar niet alleen met woorden communiceren we. De liturgie is namelijk een ritueel met woorden en handelingen. Ook de niet gesproken uitdrukkingsvormen zijn van belang. Als eerste de stilte. Bewust samenzijn, zonder een woord te zeggen, doet wonderen. De muziek is eveneens een communicatievorm zonder woorden, maar kan ons gemakkelijk richten op het heilige. We kunnen bij woordeloze communicatie ook denken aan de inrichting van de kerk. Wat staat er, hoe staat het er en welke versiering is aangebracht. Het interieur doet sowieso wat met ons. Vandaar dat met hoogfeesten uitbundiger wordt versierd en in de veertigdagentijd juist helemaal niet.
Gesproken over gebaren en houdingen als vorm van communicatie, springt de priester nogal in het oog. Hij knielt, buigt, beweegt zijn armen, staat, zit, ontvangt, geeft en ga zo maar door. In de priesteropleiding werd wel eens gekscherend gesproken van liturgische gymnastiek. De assistenten (misdienaars, lectoren, acolieten) zijn ook heel wat in beweging. Geen wonder, zij hebben een taak te vervullen. We mogen echter niet vergeten dat de mensen in de kerkbanken net zo’n belangrijke taak hebben én een communicatieve rol vervullen. Het kerkvolk, zoals de mensen in de kerkbanken soms genoemd worden, is namelijk geen publiek bij een voorstelling. Mensen in de kerk zijn zelf evenveel “acteur” ofwel actor als de priester. Ze hebben alleen andere taken en teksten. Het samen zingen, het staan, zitten, buigen en knielen zijn onderdelen van die eigen taken en dienen de actieve deelname aan de liturgie. We lopen een paar van deze liturgische houdingen langs. Waarbij we ons bedenken dat wanneer iemand niet in staat is om iets te doen, zulks uiteraard nooit verwacht wordt.
Volgens de officiële beschrijving van de Mis, staan we doorgaans vrij veel in de kerk. Aan het begin, tijdens de gebeden, bij het beluisteren van het evangelie, tijdens het belijden van ons geloof en bij het ontvangen van de zegen. We zitten eigenlijk alleen tijdens de woorddienst (behalve het evangelie). In veel kerken kan er geknield worden, wat dan vaak gebeurt tijdens het eucharistisch gebed na het Sanctus/Heilig tot het Onze Vader, want dan staat men weer. Na de communie zie je dikwijls mensen knielen om een persoonlijk dankgebed te bidden.
De moeilijkheid met dit soort houdingen is, dat ze per regio en per parochie nogal eens verschillen. Soms is dat heel mooi. Als in een kerk de gewoonte is om tijdens de voorbede te knielen en niet te staan, dan sta je de eerste keer even vreemd te kijken, maar daarna doe je gewoon mee. Waar het om gaat is dat we die lichaamshoudingen gebruiken om onze communicatie met God en elkaar te vergemakkelijken. Als we met ons lichaam eerbied uitdrukken door te knielen, dan ben je ook van binnen gemakkelijker eerbiedig. Of, om een totaal ander voorbeeld te gebruiken, als je een moeilijk boek moet lezen ga je niet languit op de bank liggen, want dan val je zo in slaap. Met de manier waarop we ons lichaam gebruiken helpen we onszelf en anderen tijdens de liturgie bij een actieve participatie. Daarbij komt nog een ander belangrijk aspect. Ons geloof gaat niet alleen over onze ziel, maar over ons hele menselijke bestaan: ziel en lichaam, inclusief alle zintuigen. In de liturgie wordt dat alles aangesproken en ingezet. Denk aan het vele wat te zien en horen is. Denk aan wat er te proeven, ruiken en voelen is. Wanneer de diaken of priester de evangelielezing aankondigt blijkt misschien nog wel het meest expliciet, dat het in geloof en liturgie om heel ons bestaan gaat. Nadat de priester een kruisje heeft gemaakt over het evangelieboek, maken we een kruisje op ons voorhoofd, onze lippen en ons hart. We kunnen daarbij bidden dat we het evangelie met ons verstandmogen begrijpen, met onze mond mogen spreken en in ons hart mogen bewaren. Alles wat we zijn en kunnen wordt aangesproken. Op alles wat we zijn en kunnen wordt een beroep gedaan. Allemaal omdat God aan ons zijn liefdevolle gemeenschap aanbiedt en wij die gemeenschap mogen aanvaarden. Met én zonder woorden.
Pastoor A. Bultsma.