Het is een niet moeilijk te maken vergissing om te denken dat de liturgie in de kerk zich alleen maar op het priesterkoor afspeelt en dat de mensen in de kerk vooral toeschouwers zijn. Zij consumeren wat er gebeurt en pikken zo elk hun eigen graantje uit de liturgische ruif. De kerk is echter geen theater. De kerk is een huis van samenkomst, waar alle aanwezigen een actieve eigen rol vervullen in de liturgie. We hebben al gezien dat dit tot uitdrukking komt in de verschillende lichaamshoudingen en gebaren tijdens de viering. Het persoonlijke gebed als onderdeel van het openingsgebed bleek ook zo’n actief participerend moment te zijn. In de teksten van de liturgie komt deze actieve rol nog meer aan het licht.
Als je probeert te overzien wie wanneer aan het woord is, dan blijkt liturgie een voortdurende dialoog zijn. Kijkend naar de eucharistieviering springen de dialogen tussen de priester (die als hoofdcelebrant de viering voorzit) en de andere leden van het verzamelde Godsvolk het meest in het oog. Al de eerste woorden na het openingslied wijzen daarop. De priester opent met de tekst van het kruisteken: “In de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest”. Allen – behalve natuurlijk de priester zelf – zeggen daarop: “Amen”, wat zoveel als een instemming betekent. De priester vervolgt met de liturgische groet: “De genade van onze Heer, Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen”. Het antwoord luidt: “En met uw geest”. Met deze woorden groeten we elkaar in de kerk (vandaar dat er daarna niet nog eens welkom wordt geheten of anderszins gegroet). De priester wenst de aanwezigen Gods goedheid toe, de gemeenschap antwoordt met “van hetzelfde”, maar dan in de plechtige niet alledaagse taal van de liturgie. Dit soort dialoogjes vinden voortdurend plaats. Om te beginnen elke keer als de gemeenschap “Amen” zegt. Zoals na alle gebeden en aan het einde van het eucharistisch gebed, dus na het
bekende “Door Hem, met Hem en in Hem ….”. Door steeds het “amen” te zeggen, sluit de gemeenschap zich zonder aarzelen aan bij de woorden die namens de hele Kerk door de priester zijn gezegd.
Voordat de evangelielezing begint klinkt er eveneens een dialoog, die begint met “De Heer zij met u. – En met uw geest”. Opnieuw dus een goede wens heen en weer. Ditmaal is het vooral bedoeld om voordat het hoge moment van de evangelielezing begint, het samenzijn van de gemeenschap te benadrukken: dat de Heer in ons midden moge zijn. Een volgende opvallende dialoog is die voor het gebed over de gaven. Deze begint met: “Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God de almachtige Vader”. Het antwoord bevat de wens dat dit offer uit handen van de priester inderdaad aanvaard mag worden en tot ieders welzijn zal strekken. Op de keper beschouwd is deze tekst gewoon een uitgebreid “laat ons bidden”, maar ditmaal bevat het tegelijkertijd de aanvaarding van de celebrerende priester als voorganger. De mensen in de kerk scharen zich achter de priester die namens Christus én namens de Kerk de woorden spreekt en handelingen verricht. Alleen zó kunnen we samen eucharistie viering.
Het voert te ver om alle dialogen bij langs te gaan, maar u kunt zich ondertussen een beeld vormen van waarom het actief deelnemen aan dialogen de persoonlijke beleving van de viering ten goede komt en de liturgie zelf meer tot zijn recht laat komen. We zagen het immers al: alleen als iedereen meedoet en zijn eigen rol vervult zal de viering maximaal slagen. De dialoog tussen priester en volk is niet het enige. Er speelt zich tegelijk een dialoog af tussen Christus en zijn Kerk, tussen God en zijn volk. Wanneer aan het einde van een lezing wordt gezegd: “Woord van de Heer”, blijkt dit duidelijk. Het is met de stem van de lector dat de Heer zelf tot ons sprak en wij danken Hem daarvoor: “Dank zij God”. Wie overigens goed kijkt naar de opbouw van de Dienst van het Woord (dat is vanaf de eerste lezing tot en met de voorbede), zal een dialoogstructuur opvallen. In de eerste lezing spreekt God tot ons door zijn Bijbels Woord. Daarna wordt er een antwoordpsalm gezongen, die zo heet omdat er een dialoog plaatsvindt tussen de psalmlezer en het volk dat een refrein zingt. Dan volgt op zondag de tweede lezing. Voor het evangelie wordt een alleluiavers gezongen. Na het Evangelie volgt de homilie, de preek door een priester of diaken. Vol vertrouwen op de steun van Gods heilige Geest, krijgen we uitleg over het gehoorde. De preek is vooral bedoeld om op te roepen tot geloof en overgave aan God. De preek is zodoende een omslagpunt. Eerst was God het meest aan het woord, maar met hulp van God zelf komt de aanvankelijk enkel horende gemeenschap tot een antwoord.Na de preek volgt op zondag de geloofsbelijdenis: nu is het volk volop zelf aan het woord. Het uitgesproken geloof met de woorden van onze doopbelijdenis, is een prachtig antwoord op wat God ons te zeggen had.
De voorbeden zijn eveneens een antwoord op het gehoorde. Tot God die sprak, richten we onze gebeden. Zoals we al eerder zagen is dit gebed van de gelovigen in zichzelf een dialoog tussen lezer en gemeenschap. Het meest fundamentele dialogerende aspect van onze liturgie is misschien wel de hele viering zelf. Onze liturgie is namelijk een antwoord op God die ons in Zijn hart heeft gesloten en ons elke dag weer overlaadt met vele goede gaven. We danken alles aan hem. Liturgie vieren betekent daarvan bewust zijn en positief op al die cadeaus willen reageren. Dankzeggen. Wel wetend dat het zelfs dan nog de heilige Geest is die als eerste ons influisterde wat te doen en wat in voortdurende dialoog te zeggen (Rom 8,26).
Pastoor A. Bultsma.