Als we spreken over liturgie, dan betreft dat niet alleen de eucharistieviering. Toch is dit wel de belangrijkste liturgische viering, die de christenheid rijk is. Het is een viering die ons door Jezus Christus zelf is opgedragen, al snel na Jezus’ Pasen is gepraktiseerd en zich door de jaren heen heeft ontwikkeld. De viering van de eucharistie is daarmee de meest veelzeggende liturgie die we hebben en veel, zo niet alles, duidelijk maakt over waar het in christelijke liturgie én in christelijk leven überhaupt om gaat.

Vandaar dat ik me in deze rubriek heb geconcentreerd op de eucharistische liturgie. Het hart van de eucharistieviering wordt zonder twijfel gevormd door – inderdaad – de eucharistische dienst. In antwoord op het inspirerende Woord van God en in opdracht van Jezus zelf, brengen we onze gaven bijeen. Daaronder naast het geld van de collecte brood en wijn. Deze gaven, onze gaven (!), symboliseren de diepere bedoeling van dat moment. Ze willen uitdrukken dat wij onszelf, ons eigen leven, met Christus aan God de Vaderaanbieden. De gaven die bestemd zijn voor de zorg in de gemeenschap, zoals de collecte, worden bij het altaar op de grond gezet. De gaven van brood en wijn worden de priester aangereikt en komen op het altaar te staan.

In het Evangelie lezen we hoe Jezus bij het Laatste Avondmaal brood en wijn nam, daarover het dankgebed sprak, het Brood vervolgens brak en uitdeelde aan zijn leerlingen. Precies ditzelfde gebeurt nu in de kerk. De priester neemt het Brood en de wijn, dat is de offerande die wordt afgesloten met het gebed over de gaven. Vervolgens bidt hij het dankgebed, het eucharistisch gebed. Tijdens het zingen van het Lam Gods breekt hij het Brood. De communie is het moment dat het Brood, het Lichaam van Christus, wordt uitgedeeld.

In dit verband is het misschien goed om twee zaken wat te verhelderen. De priester gaat als eerste ter communie, wat raar kan overkomen. Toch is dit een tamelijk wezenlijk punt. Want hoewel de priester zijn stem leent aan Christus en zodoende de Heer zelf gelegenheid geeft om (op de manier van een sacrament) zichzelf op het altaar aan ons te geven, op het moment van de communie is de priester eerst als mede-gelovige voorganger en aanvoerder. Hier wordt zodoende gedemonstreerd dat niet de priester, maar Christus zelf de Gastheer is. Pas als de priester zelf Christus als gave heeft ontvangen, kan hij anderen dezelfde gave aanbieden. Pas nadat de priester zelf het, in gelovig vertrouwen, gewaagd heeft zijn leven door de communie geheel en al met dat van Jezus te verbinden, kan hij anderen vragen hetzelfde te doen.

Het tweede punt van verheldering is dat Christus zich geeft aan ons. Daarom laten we de hostieschaal niet rondgaan. Een gelovige die de communie wil ontvangen komt naar voren en ontvangt de hostie. De communicant neemt niet zelf, omdat de hostie een gave is. Een cadeau van Jezus Christus. Hiermee komen we bij waarom de eucharistieviering een offer is. Ergens ligt het voor de hand. Onze gaven, onze zelfgave, is een offer aan God. Maar dit wordt niet als eerste bedoeld. Onze gaven zijn een reactie op een ander offer. Het offer namelijk van Jezus Christus aan het kruis. Daar offerde Hij zijn leven, daar gaf Hij zijn leven aan zijn hemelse Vader.

Voor alle duidelijkheid: niet omdat God bloed wilde zien. Nee, God snakt alleen maar naar liefde als antwoord op zijn liefde. De kruisdood was het ultieme gevolg van door dik en dun volgehouden liefde voor God. Die liefde kreeg het ultieme antwoord: nieuw leven; wat de onstuitbare aanvang van de nieuwe schepping betekende – heroprichting van het Paradijs. Tijdens de eucharistieviering wordt dit offer en het antwoord daarop (dus alles wat we van Witte Donderdag tot en met Paaszondag vieren) herinnerd en present gesteld. Preciezer: de ene, enige en ultieme zelfgave van Jezus aan zijn hemelse Vader wordt voor ons door de woorden van het eucharistische gebed en in het bijzonder de consecratiewoorden, actueel gemaakt. Om het baud te zeggen: zonder dat we het kunnen zien gebeurt het voor onze ogen. We moeten het daarbij echter vooral hebben van ons gehoor, door goed te luisteren naar de woorden die de priester bidt in het eucharistisch gebed worden we het mysterie gewaar. Dit is mijn Lichaam, zo horen we de Heer elke keer opnieuw zeggen tijdens het uitspreken van de consecratiewoorden over de gaven van brood en wijn. Gaven die wij als symbool van onze zelfgave op het altaar hebben geplaatst. Tijdens de communie krijgen we die zelfde gave terug. Op het oog althans, want in werkelijkheid is het Lichaam van Christus.

We mogen dat ontvangen en er amen op zeggen. Ons leven zodoende met dat van Christus verbonden weten. Een uitwisseling van gaven dus, al is Christus' gave aan ons altijd groter. 
 
Pastoor A. Bultsma.

Vieringen binnenkort