In een aantal artikelen hebben we verschillende aspecten van onze liturgie willen belichten. Als eerste hebben we onderstreept dat liturgie vieren samenkomen is. In die samenkomst mogen we op verschillende manieren communiceren, gemeenschap zijn. Alles is op communicatie gericht, op het waarmaken, ervaren en voeden van de gemeenschap die God met ons wil vormen. Als grootste krachtbron geldt daarin het offer van Jezus Christus, zijn lijden en sterven als consequentie van volgehouden trouwe liefde voor de hemelse Vader en de mensen. Het is deze liefde die zijn beste antwoord kreeg in de verrijzenis. Ultieme liefde van de mens geworden Zoon werd aldus met even ultieme liefde beantwoord. Vanuit deze communicatie tussen Zoon en Vader en heilige Geestleven wij. Elke eucharistieviering komt ons dat heel dichtbij.
Liturgie kan en mag echter niet op zichzelf staan. De gemeenschap die we vieren en zodoende wordt gevoed, is niet bedoeld voor alleen dat ene uurtje op zondag. Nee, eerder andersom.
Ons samen vieren zou midden in ons normale dagelijkse leven moeten staan, als bron en hoogtepunt ervan. Althans, zo heeft het Tweede Vaticaans Concilie over de eucharistieviering gesproken. Heel ons leven, ons samenleven tegelijk, wordt gevoed door de eucharistie. Vindt daarin zowel bijzondere inspiratie als een richtingwijzer naar volmaakte gemeenschap met God en de medemens toe. Omdat we in de eucharistieviering van die volmaakte gemeenschap alvast mogen proeven, is deze viering tegelijk het hoogtepunt van christelijk leven. Mooier dan dat krijgen we het onder het huidige gesternte simpelweg niet.
Liturgie begint dus met samenkomen. Liturgie eindigt met wegzending, de opdracht om terug het dagelijkse leven in te gaan. In het Latijn van de Ordo Missae staat er als tekst voor de diaken: “Ite, missa est”. Oftewel “Ga, dit is/was de mis”. Aan de ene kant verklaart de diaken dat het erop zit, want “dit was de mis”. Maar je kunt ook vertalen: “Ga, want dit is de mis”, waardoor de viering van de Mis naar buiten wordt verplaatst. Wat we op bijzondere wijze hebben gevierd moet, met andere woorden, nu worden waargemaakt in het dagelijks leven. Want wie kan in de Kerk zingen over God die van alle mensen houdt en iedereen tot steun wil zijn, maar tegelijk geen oog hebben voor het welzijn van mensen? Wie in de kerk gemeenschap viert en met de communie zijn/haar leven daaraan verbindt, heeft alle andere uren van de week daaraan te werken. Liturgie en diaconie, vieren en dienen liggen zodoende buitengewoon dicht bij elkaar. Ze kunnen niet zonder elkaar. Het trachten te leven als christen zet aan tot bidden en vieren, terwijl het bidden en vieren weer aanzet tot actieve naastenliefde. De zending aan het einde van de viering is daarom niet zomaar een afsluitertje, maar de brug terug het leven in. Daar waar het in zowel het kleine als het grote moet gebeuren.
Communio, goede gemeenschap met God en elkaar, staat echter niet op twee, maar op drie benen. Naast de liturgie en de diaconie is ook de catechese nodig. Vieren, dienen en leren. Rondom catechese ontstaan gemakkelijk misverstanden. Vaak denken we dan alleen aan de voorbereiding op de 1e heilige Communie en het heilig Vormsel. Catechese is meer dan dat én niet alleen maar het schoolse overdragen van de zo belangrijke geloofskennis. Veel meer gaat het om een geanimeerde uitwisseling van eigen geloofservaring. Waarom? Omdat we als liturgie vierende en op diaconie ingestelde christenen aan den lijve ondervinden dat de mond overloopt van waar het hart vol van is. Of, om het nog eens anders te zeggen, communiceren in de kerk vraagt om communicatie. Wie zich in de kerk tot elkaar verstaat als broeders en zusters van de ene Heer in het verband van katholieke kerkgemeenschap, moet zich ook buiten die viering tot elkaar verstaan. In aanloop naar de viering toe én als antwoord op de viering is (geloofs)communicatie van levensbelang om elkaar te blijven begrijpen en zo één gemeenschap te zijn. Die ene gemeenschap, die communio, is echter meer dan het wisselen van woorden. Daadwerkelijke liefde dient aan elkaar en aan de wereld betracht te worden. Zodoende is de kerkgemeenschap, dus ook een parochie, als een krukje met drie poten. Als één van die poten ontbreekt of te kort is, kun je niet meer zitten. Je valt dan om. Met de hulp van Gods genade mogen we blijven werken aan een de geloofsgemeenschap met drie even lange en even sterke pijlers: vieren, dienen en leren. Aan het einde van de eucharistieviering worden we daartoe heengezonden onder de zegen van onze God die ons bij elkaar brengt en in wiens Naam we bijeen waren: Vader, Zoon en heilige Geest.
Pastoor A. Bultsma.